Slopestyle is hét spectaculaire nieuwe onderdeel op de Olympische Spelen van Sochi. Zowel bij het snowboarden als het freestyleskiën is het doel een parcours met verschillende schansen en obstakels af te leggen met zo hoog mogelijke en adembenemende sprongen. Het is zeker niet de eerste aantrekkelijke kijksport op de Winterspelen, ook in het verleden kwamen (en gingen) nieuwe onderdelen op het wedstrijdprogramma. Soms eenmalig of als demonstratiesport, maar velen werden vaste prik op de Olympische Spelen. Altijd onder het motto Citius, Altius, Fortius.

De eerste Winterspelen werden pas in 1924 gehouden, 28 jaar na de invoering van de moderne Olympische Spelen. Wel werd er tijdens de Spelen van Londen in 1948 gekunstschaatst en in 1920 in Antwerpen ook ijshockey gespeeld. In Chamonix kregen de wintersporten hun eerste eigen toernooi (eerst nog wintersportweek genoemd) en stonden er zestien onderdelen op het programma, in de sporten bobsleeën, curling, militaire patrouille, schaatsen, skiën (langlaufen en skispringen) en ijshockey. Sindsdien wisselt het wedstrijdprogramma regelmatig van samenstelling.

Skeleton
Vier jaar later introduceerden de Zwitsers skeleton op de Spelen van Sankt Moritz. Deze sleesport is in die plaats ontstaan en wordt daar beoefend op de beroemde Cresta Run. De sport lijkt op rodelen, alleen ligt de atleet plat op de buik op de slee en gaat head first naar beneden, met hoge snelheid. In 1948 toen de Winterspelen opnieuw in Sankt Moritz werden gehouden, keerde ook skeleton weer voor een keer terug.

Sinds de Spelen van Salt Lake City in 2002 is skeleton een vast onderdeel. Jim Shea die het goud won in 2002 was de eerste derde generatie Olympiër: ook zijn opa (tweevoudig schaatskampioen in 1932) en vader (noordse combinatie in 1964) waren actief op de Winterspelen.

In dit filmpje ervaart Ed Lee (een sportjournalist van de BBC) de kick van skeleton:
Alpine skiën

Christl Cranz

Christl Cranz

Hoewel velen wintersport meteen met skiën zullen associëren, is alpine skiën pas sinds 1936 een olympische sport. In Garmisch-Partenkirchen werden in eerste instantie alleen medailles uitgereikt voor een combinatieklassement (afdaling en slalom), onder barre omstandigheden. De Canadese Diana Gordon-Lennox baarde opzien door met een gebroken arm in het gips en één stok in de andere hand naar de 29e plaats te skiën.

Het goud ging naar de Duitsers Christl Cranz en Franz Pfnür. Punt van discussie was de uitsluiting van deelname van ski-instructeurs die als professionals werden gezien. Dit leidde tot een boycot van Zwitserse en Oostenrijkse skiërs. Deze eeuwige olympische discussie zou nog regelmatig terugkeren, zoals bij de diskwalificatie van Karl Schranz in 1972. De grote Oostenrijkse skikampioen had geld verdiend met het maken van reclame.

Biatlon

Biatleet Klas Lestander

Biatleet Klas Lestander

Een sport met minder snelheid maar juist een spannende combinatie van beheersing (schieten) en zware lichamelijke inspanning (langlaufen) deed zijn intrede definitief in Squaw Valley. Eerder werd wel onder vergelijkbare omstandigheden gestreden op het onderdeel militaire patrouille, maar pas sinds 1960 is biatlon een vast onderdeel van de Winterspelen. De Zweed Klas Lestander werd de eerste kampioen, hij was geen briljant langlaufer maar met een maximale score van twintig rake schoten toch ongenaakbaar voor zijn concurrenten.

Rodelen
Rodelen is waarschijnlijk bekender dan skeleton, maar de sleevariant waarbij op de rug wordt afgedaald is pas sinds de Spelen van 1964 in Innsbruck olympisch. Dat de sport niet zonder gevaren is, blijkt uit de dood van de Brit Kazimierz Kay-Skrzypeski. De in Polen geboren piloot van de Royal Airforce verongelukte tijdens een trainingsrun in Innsbruck. Hetzelfde noodlot zou 46 jaar later de Georgiër Nodar Kumaritashvili treffen. Een dag voor de Spelen in Vancouver klapte hij tijdens een training tegen een paal en overleed aan zijn verwondingen. Mede door dit ongeluk ontstonden vraagtekens rond de veiligheid van de baan in Whistler. De Nederlander Edwin van Calker besloot uiteindelijk niet af te dalen in de viermansbob.

Gelukkig kent het rodelen ook genoeg succesverhalen, zoals dat van Georg Hackl. De Duitser won tussen 1992 en 2002 op vijf achtereenvolgende Olympische Spelen een medaille op dit onderdeel, waarvan de eerste drie keer een gouden.

Klik hier voor de eerste gouden medaille van Georg Hackl, ondanks zijn zilveren pak (het IOC houdt niet van insluiten, sorry!)

Shorttrack
Nadat shortrack in 1988 op de Spelen van Calgary een demonstratiesport was, maakte het in 1992 zijn definitieve olympische debuut. De schaatssport waarbij de rijders in tegenstelling tot bij het langebaanschaatsen tegelijk starten is spannend om te zien, omdat er op hoge snelheid wordt gestreden en de rijders vaak spectaculaire inhaalmanoeuvres uithalen die ook nogal eens tot valpartijen leiden. De baan is relatief klein en overzichtelijk waardoor de sport ook op televisie goed te volgen is.

Naast de individuele nummers wordt ook de aflossing verreden (met Nederlandse medaillekansen!), waarbij de teamgenoten elkaar een extra zetje geven. Dat alles mogelijk is bij shorttrack, bewijst de gouden medaille van Steven Bradbury op de Spelen van Salt Lake City in 2002. De Australiër is flink op achterstand gereden en lijkt voor het begin van de laatste ronde kansloos, tot alle concurrenten onderuit gaan en hij ook tot zijn eigen verbazing als winnaar over de streep komt.

Speedskiën
Op de Spelen van Albertville werd eenmalig geëxperimenteerd met het onderdeel speedskiën. Bij deze sport is het doel een zo hoog mogelijke snelheid te behalen, door de piste recht naar beneden af te dalen. Hierbij worden snelheden bereikt van ruim boven de 200 kilometer per uur. Speedskiën is al jaren door internationale skibond FIS erkend en er worden wereldkampioenschappen in gehouden, maar werd nooit echt olympisch.

Het zou goed kunnen dat de dood van Nicholas Bochatay hier iets mee te maken heeft. De Zwitser raakte tijdens een training van de Spelen van Albertville buiten de baan en kwam om het leven.

Curling

De Noorse curlers

De Noorse curlers

Curling wordt door velen gezien als het lachertje van de Olympische Winterspelen en is in die zin een vreemde eend in dit rijtje. Toch is curling een olympische wintersport van het eerste uur, want het stond op het programma van Chamonix in 1924 en keerde in 1932 kortstondig terug als demonstratiesport.

Voor wie de regels kent is de sport wel degelijk een spannend kijkspel, maar meer een schaakspel op ijs dan dat het spectaculair en snel is. De van oorsprong Schotse sport kent een enorme populariteit in met name Scandinavië en Canada en is sinds Nagano in 1998 terug op de olympische kalender, nadat de Alpenvariant ijsstokschieten in 1936 en 1964 twee keer een demonstratiesport was.

Freestyleskiën
Sinds de jaren ’90 kent het olympische winterprogramma een enorme uitbreiding door de opkomst van freestyle skiën en snowboarden. Albertville had in 1992 de primeur met het mogulskiën, waarbij een buckelpiste wordt afgedaald en onderweg twee spongen moeten worden gemaakt. Twee jaar later in Lillehammer werd het freestyleprogramma uitgebreid met aerials: spongen vanaf een schans waarbij elementen als salto’s en schroeven worden uitgevoerd in de lucht. In de volgende twee video’s is het verschil tussen deze disciplines duidelijk te zien.

Mogulskiër Alexandre Bilodeau, eerste Canadese olympisch kampioen in eigen land.

Aerials: de finale van 2010 op Cypress Mountain in Vancouver.

Snowboarden
Op de Spelen van Nagano in 1998 deed het snowboarden zijn intrede met twee onderdelen: halfpipe en reuzenslalom. Vier jaar later werd de reuzenslalom veranderd in de parallel reuzenslalom, waarbij twee boarders tegelijk starten op twee naast elkaar gelegen slaloms om het spannender te maken. In 2010 werd onze eigen Nicolien Sauerbreij olympisch kampioen op dit onderdeel.

Cross
De crossers strijden niet zoals bij de alpineskinummers tegen de klok, maar tegen elkaar, simpel gezegd: wie het eerste beneden is, wint. Onderweg moet ook nog even worden afgerekend met een lastig parcours vol hoogteverschillen en sprongen. Tijdens de Spelen van Turijn in 2006 werd dit onderdeel dat al veel succes had op de X-Games (een evenement voor extreme sporten) voor het eerst ook op olympisch niveau afgewerkt door de snowboarders en dit zorgde gelijk voor het gehoopte spektakel.

Vooral de finale bij de vrouwen kende een sensationeel verloop. De Amerikaanse Lindsay Jacobellis leek na een reeks valpartijen bij de concurrentie makkelijk op de overwinning af te koersen maar wilde nog één sprong maken, waarbij ze ten val kwam en werd ingehaald. Komt hoogmoed voor de val of zegt het iets over de sport waarin spektakel voorop staat?

Sinds 2010 is naast snowboardcross ook skicross een zo mogelijk nog bloedstollender olympisch onderdeel:

Slopestyle
Maar het kan nog extremer, moeten ze bij het IOC gedacht hebben! In Sochi wordt het freestylepakket nog verder uitgebreid met het misschien nog wel spectaculairdere slopestyle voor zowel snowboarden als freestyle skiën. De boarder of skiër daalt een parcours af met schansen en obstakels, waarbij zo hoog en moeilijk mogelijke sprongen en trucs worden uitgevoerd. Spektakel verzekerd dus. Voor Nederland verschijnt Cheryl Maas aan de start, in 2006 deed ze al eens mee aan het onderdeel halfpipe. Gaat het zien!

Slopestyle op de X-Games:

Dutch Diva’s: ijskoninginnen

Yvonne van Gennip is mijn allereerste sportheldin. Aan haar gouden successen in Calgary heb ik helaas weinig herinneringen meer, want ik was nog klein. De goldrush van Marianne Timmer herinner ik mij echter nog als de dag van gisteren. Van Gennip en Timmer wonnen allebei drie gouden medailles en zijn daarmee de succesvolste Nederlandse vrouwen op de Winterspelen. Ze kenden beiden ook tegenslag in hun carrières.

Kom op Yvon, rijden!

Weinig mensen zullen destijds het succes van Yvonne van Gennip hebben zien aankomen. Zeker haar Oost-Duitse concurrenten niet. Als de twee favorieten Karin Kania en Andrea Ehrich elkaar op de 3000 meter letterlijk kapot rijden, ruikt de Haarlemse haar kans. Ze is sneller dan de Oost-Duitsers èn het wereldrecord, het ijs is gebroken. In de dagen daarna schrijft ze ook de 1500 meter op haar naam. Op de 5000 meter is ze sneller dan geen enkele vrouw voor haar is geweest op deze afstand.





Timmertje, Timmertje, wat ga je doen?

Tien jaar na de successen van Yvonne van Gennip staat er een nieuwe Nederlandse schaatskoningin op. Marianne Timmer is de grote revelatie van de Olympische Winterspelen van Nagano in 1998. Op 1500 meter verrast de nuchtere Groningse met een wereldrecord vriend en vijand en wint haar eerste gouden medaille.





Een gouden medaille en een bijnaam rijker verschijnt Timmertje enkele dagen in de M-wave aan de start van de 1000 meter, ditmaal wel als de grote favoriet. Ze maakt die rol meer dan waar, in een nieuw olympisch record is ze opnieuw de snelste. Terug in Nederland krijgt Marianne Timmer een schaap cadeau, van de gemeente waar ze woont: Hoogezand-Sappemeer.





Gevallen kampioenen

Vier jaar na de successen van Calgary reist Yvonne van Gennip af naar Albertville om haar drie olympische titels te verdedigen. Vooraf is ze in interviews al terughoudend over de kans op nieuw succes. En ze krijgt gelijk. Ik weet nog goed hoe ik toen voor de televisie zat. Yvonne is niet meer de kampioene van vier jaar eerder en komt zelfs ten val. Ik was ontroostbaar. Toch zijn haar prestaties uit 1988 uniek. Met drie gouden medailles blijft ze een heldin.

Ook Marianne Timmer slaagt er in eerste instantie niet in opnieuw olympisch kampioen te worden. Op de Spelen van Salt Lake City in 2002 gaat ze niet letterlijk onderuit zoals Van Gennip, maar valt ze wel van haar voetstuk. De tweevoudig olympisch kampioene van vier jaar eerder is niet in vorm en wint geen medailles. De beste prestatie zet Timmer neer op haar favoriete afstand, de 1000 meter: ze eindigt als vierde.

Acht jaar later weer

De liefde tussen Marianne Timmer en de Olympische Spelen lijkt definitief over in 2006. Op de Spelen van Turijn wordt ze eruit geschoten op de 500 meter na twee valse starts, waarvan een discutabele. Ze weet haar woede om te zetten in prestaties. Enkele dagen later op de 1000 meter slaat ze terug. Timmer zet een scherpe tijd neer en moet lang wachten. Één voor één bijten de concurrenten zich stuk op haar tijd en acht jaar na Nagano is ze opnieuw kampioen. De Groningse wint haar olympische titel terug die ze vier jaar eerder kwijt raakte.





Vancouver

In het begin van dit schaatsseizoen lijkt Marianne Timmer sterker dan ooit. Nog één keer wil ze naar de Olympische Spelen en ze is in vorm. Daar komt op slag een einde aan als Timmer bij Wereldbekerwedstrijden in Heerenveen onderuit wordt gereden door haar Chinese tegenstandster. In eerste instantie valt de schade mee, maar ze blijkt haar hielbeen op meerdere plaatsen gebroken te hebben. Weg olympische droom zou je zeggen, maar Timmer herstelt wonderbaarlijk snel. Binnen zes weken maakt ze alweer haar eerste voorzichtige slagen op het ijs.

Ook Yvonne van Gennip kent tegenslag, in de aanloop naar Calgary wordt ze geopereerd aan haar voet. Eenmaal op de Spelen is alle ellende vergeten en wordt ze de grote kampioene. Ook Marianne Timmer heeft al eerder met tegenslag te maken gehad. Een vormcrisis of diskwalificatie, ze kwam altijd sterker terug. Het tweede olympisch kwalificatietoernooi komt echter net iets te vroeg en Timmer kwalificeert zich niet voor haar vierde Olympische Spelen. Vancouver blijkt een brug te ver.

De Nederlandse hoop is vanavond bij de 1500 meter voor vrouwen gevestigd op Annette Gerritsen, Laurine van Riessen, Ireen Wüst en Margot Boer. Hopelijk kunnen ze voor een verrassing zorgen, net zoals Yvonne van Gennip en Marianne Timmer in hun beste dagen.


Nederlandse olympisch schaatskampioenen bij de dames

Een select gezelschap van zeven dames, dat zijn de Nederlandse olympische schaatskampioenen. Ook op de schaats maar dan bij het kunstrijden is er ook nog de unieke gouden medaille van Sjoukje Dijkstra uit 1964.

1968 Grenoble Carry Geijssen 1000 meter
1968 Grenoble Ans Schut 3000 meter
1972 Sapporo Stien Kaiser 3000 meter
1980 Lake Placid Annie Borckink 1500 meter
1988 Calgary Yvonne van Gennip 1500 meter, 3000 meter, 5000 meter
1998 Nagano Marianne Timmer 1000 meter, 1500 meter
2006 Turijn Marianne Timmer 1000 meter
2006 Turijn Ireen Wüst 3000 meter
2010 Vancouver Ireen Wüst 1500 meter

Helden van de 1000 meter

Bij de sprintafstanden van het schaatsen is het vaak alles of niets. Het verschil tussen winst en verlies bedraagt soms maar een honderdste van een seconde. Er zijn schaatsers die grossieren in medailles, maar er zijn ook rijders die er altijd net naast grijpen. In sommige gevallen komt het toch nog allemaal goed.

Dan Jansen is vanaf midden jaren ’80 een sprinter die meedoet om de prijzen. Op de Olympische Spelen van Sarajevo in 1984 valt hij net naast het podium met de vierde tijd. Vier jaar later is Jansen de grote favoriet, een week voor de Spelen van Calgary bevestigt hij deze status met de eerste plaats op het WK sprint. Toch zal hij de favorietenrol niet waar kunnen maken. Enkele uren voor zijn eerste race krijgt hij te horen dat zijn zus is overleden aan leukemie. Jansen verschijnt wel aan de start, maar komt zowel op de 500 als de 1000 meter ten val.

Ook in 1992 lukt het Jansen niet om olympisch eremetaal binnen te slepen. Ditmaal blijft hij wel op de been, maar komt hij niet verder dan een vierde tijd op de 500 meter en de 26e tijd op de 1000 meter. Twee jaar later krijgt de Amerikaan alweer een herkansing. Het IOC wil de zomer- en winterspelen niet meer in hetzelfde jaar houden en daarom is Lillehammer in 1994 het decor voor nieuwe Olympische Winterspelen.

Onder begeleiding van coach Peter Mueller (zelf in 1976 de eerste olympisch kampioen 1000 meter) reist Dan Jansen af naar Noorwegen. Opnieuw als grote favoriet, want hij heeft zowel de wereldtitel sprint als het wereldrecord op de 500 meter in handen. Als eerste schaatser duikt Jansen zelfs onder de 36 seconden. Toch lijken de medailles ook in in het Vikingskipet van Hamar weer niet voor hem weggelegd. Op de kortste afstand komt hij door een misslag in de laatste bocht niet verder dan de achtste tijd.





Toch komt het allemaal goed voor de 28-jarige Amerikaan. Op de 1000 meter valt hij bijna weer maar zet desondanks wel een snelle tijd neer. Zijn wereldrecord blijkt goed genoeg voor olympisch goud. Zo krijgt het verhaal van Jansen uiteindelijk toch een happy end.

Het is aan de Amerikanen wel toevertrouwd om een sappige reclame te maken van een dergelijk verhaal. Ook verdient Dan Jansen een plek in de Amerikaanse Olympic Hall of Fame en in 2002 is hij samen met sprintster Bonnie Blair één van de laatste fakkeldragers bij de Olympische Spelen van Salt Lake City.





Bekender in Nederland is het verhaal van onze eigen Gerard van Velde. Hij grossiert net als Dan Jansen in vierde plaatsen maar heeft in plaats van valpartijen een andere tegenstander: de klapschaats. Deze revolutie in het schaatsen zorgt er zelfs voor dat Van Velde stopt met schaatsen.

Voor de opkomst van de klapschaats hoort de jonge Gerard van Velde al vroeg bij de wereldtop. Op zijn eerste Olympische Spelen in 1992 verrast hij iedereen met een vijfde tijd op de 500 meter en een vierde plek op de dubbele afstand, slechts 0,08 seconde van het goud. Twee jaar later is Van Velde weer van de partij, maar blijft hij ver van het erepodium verwijderd.

In de aanloop naar de Spelen van Nagano stopt Van Velde met schaatsen. Hij kan maar niet wennen aan de klapschaats. Een nieuw model van de klapschaats blijkt zijn redding en Van Velde komt terug aan de top. Hij krijgt de techniek onder knie, zo goed dat hij in 2002 aan de start staat op de Olympische Spelen van Salt Lake City. Toch vervalt hij in oude gebruiken, op de 500 meter wordt hij vierde. Maar op de 1000 meter komt ook voor hem alles samen. In de race tegen Sergey Klevchenya (in 1994 stond hij nog samen met Dan Jansen op het podium) zet Van Velde een nieuw wereldrecord neer. Niemand komt meer aan die tijd, en Gerard van Velde geeft daarmee zijn carrière alsnog een gouden rand.





Zie ook: Andere Tijden Sport: Van Velde en het klappen van de schaats


Exoten: paradijsvogels in de sport

Het is een cliché maar beelden zeggen vaak meer dan duizend woorden. Ook bij het onderwerp exoten in de sport, in dit geval toegespitst op wintersporten.

Eddie the eagle

De koning der exoten. Hij maakte misschien nog wel de meeste indruk met zijn gigantische bril, want van zijn skispringkwaliteiten moest hij het in ieder geval niet hebben. Lef had hij wel: hoe een loser toch een held kan worden, maar niet voor Evert ten Napel.





Antonio Gómez Fernandez

Zelfs als zijn tegenstander valt, weet de Spaanse schaatser nog niet te winnen.





Igina Boccalandro, rodelaarster uit Venezuela

I am the walrus van The Beatles zou toepasselijke achtergrondmuziek zijn geweest…





Philip Boit, langlaufer uit Kenia

Hij werd tijdens de Olympische Spelen van 1998 in Nagano laatste op de 10 kilometer klassiek, maar werd wel opgewacht door de grote kampioen: Bjørn Dæhlie himself.

Bjørn Dæhlie vangt Philip Boit op na zijn finish




Cool runnings

Het verhaal van het Jamaicaanse bobsleeteam uit 1988 werd zelfs verfilmd, en ze kregen de afgelopen jaren navolging van landgenoten die meededen aan de Olympische Spelen.





Ook Brazilië heeft een bobsleeteam: the frozen bananas. Zij bereidden zich met hulp van Nederlander Arend Glas voor op de Olympische Spelen van Vancouver, maar plaatsten zich uiteindelijk net niet.